Geschreven voor de WE300 opdracht van Plato.
Het woord van maart/april is EVENAREN en dat woord mag
dus niet gebruikt worden in het verhaal…
Zo… eindelijk zat Esther in het zonnetje. Haar werk in huis was klaar, dat stomme huishouden ook. Maar ja het moest toch gebeuren. De kinderen waren naar school, nu was het even haar tijd.
Ze hield van de warmte van de zon en wilde dolgraag bruin worden. Alleen lukte het nooit zo best. Hoe kon het toch dat haar witte velletje maar geen kleur kreeg terwijl de huid van haar vriendin Astrid bijna zwart was als ze een week op vakantie was geweest.
Bij Esther lag er dan alleen een rose waas overheen. En dan al die sproeten. Ze had een dikke huid, dat was het natuurlijk. Die zon kon er gewoon helemaal niet doorheen komen. Dat zou dus nooit veranderen.
Dat bakken in de zon was eigenlijk ook helemaal niks voor haar. Ze moest altijd een bezigheid hebben. Lezen deed ze wel graag, maar dan werd haar gezicht weer niet bruin want dat hield ze dat boek er constant voor. Naar muziek luisteren dan. Daar had ze eigenlijk ook niet zoveel geduld voor en trouwens, ze kon dan ook echt niet stil blijven liggen. Dan lag ze maar te wiebelen met haar voeten, tenen en handen en er wiebelde vast nog veel meer mee. Als ze op het strand lag kon ze altijd wel even een praatje maken met wat andere zonaanbidders, maar in haar postzegeltje zat ze alleen.
Opeens kreeg ze een idee, er bestond toch ook nog zoiets als ‘bruin-zonder-zon-crème’? Snel zocht ze op haar telefoon naar wat merken en prijzen. Ze hoefde helemaal niet in de zon te liggen. Hoe gemakkelijk kon ze het zichzelf maken. Ze rende naar binnen, kleedde zich snel aan en stapte op haar fiets naar de apotheek. Wel erg duur, die crème, maar ze zou nét zo bruin worden als Astrid.