Eigenlijk had ik deze “Vroeger” serie met dit verhaaltje moeten beginnen, gelukkig kan ik me nog veel herinneren, alleen het onderstaande niet natuurlijk… Onderstaande was ruim 70 jaar geleden.
Als je het gemist hebt en het nog wilt lezen klik “Vroeger…#1”.
________________________________
Als 1e kind van mijn ouders werd ik geboren. Ze ontmoetten elkaar tijdens dansles in Amsterdam. Na 2 jaar verkering trouwden ze op 1 juni 1949 en ik werd op 8 mei 1950 geboren. Mijn moeder was toen bijna 23 en mijn vader was 24.
Ik was heel klein, slechts 45 cm lang maar ik woog wel 5,5 pond, dus was ik een mollige baby. Nou ja, wat dat betreft is er niet veel veranderd, want ik ben nog steeds klein en mollig… 😂
Hieronder ikke, een maand oud ongeveer.
Daaronder links, met vader en moeder, rechts oma, tante en oom.
Rechts met opa, toen was ik ongeveer 1 jaar.
Ook in die tijd was er al woningnood. Mijn grootouders van vaders kant woonden midden in het pittoreske dorpje Sloten, aan de rand van Amsterdam, in een soort steegje aan het eind van een rijtje van 5 huizen.. Opa heeft met hulp van mijn vader en een paar vrienden een tuinhuisje gebouwd achter hun huis. Het was heel klein. Een woonkamertje waarin een opklapbed en een tafel met stoelen stond, een keukentje, een piepklein slaapkamertje en een toilet. Opa was betonvlechter, best zware arbeid.
Mijn moeder was een stadskind, ze werd geboren in Amsterdam, in de Indische buurt. Ze woonde in een benedenwoning met 3 slaapkamers. Samen met haar ouders, 5 zusjes en 2 broertjes. Mijn opa was schoenmaker en hij deed zijn werk in de ouderlijke slaapkamer, waar zijn spullen stonden opgesteld bij de openslaande deuren. De tram reed er door de straat op weg naar de eindhalte bij het Muiderpoortstation. Maar mijn moeder wilde heel graag naar het dorp verhuizen, waar ze ook snel wende en uiteindelijk nooit meer in de stad wilde wonen.
Ook was ik het eerste kleinkind van mijn opa en oma van vaderskant en ik werd vernoemd naar mijn oma. Ik kwam er graag en zat dan altijd op de tafel waarbij opa me altijd vasthield aan mijn beentjes.
Mijn opa was een stroper op het gebied van vissen. Hij viste overal en zette fuiken waar het niet mocht, maar hij kwam er altijd mee weg. Het eerste aaltje was altijd voor mij en dat werd dan gestoofd. De eerste jaren van mijn leven heb ik veel vis gegeten maar opeens was het over, het stond me tegen vertelde mijn moeder en ik heb in ieder geval nooit meer gestoofde aal gegeten.
In de winter was het in dat kleine kamertje waar ik sliep ijs-en-ijskoud. Wat ze ook probeerden, ik verdroeg niks aan mijn handjes en die waren dan ook vaak zo koud dat ze wel bevroren leken. Maar ik heb er niks aan overgehouden, dus zo erg is dat nou ook weer niet.

Dank voor het lezen en tot de volgende “VROEGER”.